Er zijn geen domme vragen (4) (slot).
Een verdere manier om te ontsnappen aan de zin : ‘er zijn geen domme vragen, alleen domme antwoorden’, ligt in het vinden van kritieken op het woordje ‘dom’. Dat de vraag dom zou zijn, is dat eigenlijk wel erg? Is ‘dommigheid’ in kader van een vraag, niet juist een goed, een basisvoorwaarde mogelijk. Omdat ‘niet weten’, een vorm van ‘dommigheid’, een noodzakelijk onderdeel en voorwaarde is van de echte vraag. Enkel als je iets niet weet, en je vermoedt dat een ander een vorm van antwoord kan geven is de ‘echte’ vraag op zijn plaats. Anders is het vaak retoriek zoals we eerder schreven. Kunnen we alternatieve kritieken op de vraag bedenken? We kunnen het een ‘luie’ vraag vinden, of een ‘bevelende’ vraag, een ‘verwarrende ‘vraag, een ‘dreigende’ vraag, een ‘misplaatste’ vraag, een ‘daarmee zet ik je vast vraag’, een ‘oneigenlijke’ vraag en een ‘onduidelijke’ vraag, … Om niet te ver te verzinken in het moeras van de vragen verduidelijk ik hier alleen deze laatste negatieve kritiek op een ‘vraag’ met een voorbeeld.
De onduidelijke vraag:
Dokter, wat zouden we moeten doen, met euh, je weet wel, vorige keer zegde u, u weet nog wel dat…
Wat bedoelt u?
U weet wel wat ik bedoel dokter…
In de relatie
Wat wil je doen met euh, je weet wel, vorige keer toen we gingen wou je, …wel wat is het, wat zal het deze keer zijn
Waar heb je het over, schat?
Je weet wel, hou je niet van de domme…
Ik wil dus graag het spreekwoord laten bestaan. En geen enkele vraag officieel dom noemen. Zoals aangeduid heb ik het spreekwoord een beetje gedribbeld, omzeild. Soms lukt zelfs dat mij niet. En ontglipt mij de gedachte, soms de uitspraak: Dat is een domme vraag. Meestal gebeurt dat bij mensen die geacht worden slim of slimmer te zijn dan degene aan wie het antwoord gevraagd wordt. Dan ben ik fout, hoor. Meestal is het geen ‘echte’ vraag of verdient de vraag een andere kritiek dan dom. Het woord dom ontsnapt mij dan omwille van het in diskrediet brengen van de ‘zwakste’. Ik gebruik hiervoor vaak dit voorbeeld.
Een nicht gaat op bezoek bij haar licht dementerende tante in het rusthuis. Zij ontmoeten elkaar op de kamer en de nicht wil de conversatie op gang brengen en stelt de (schijnbare) vraag: “Awel, tante kende mij nog?”. Als ik iets dergelijks zie denk ik vaak: ‘domme vraag’. Ik zie dan tante in de knoop geraken. En ik beeld mij in dat ze de naam wist, of bijna wist, en nu begint te twijfelen. “Oei, als ze mij dat vragen dan ben ik het misschien vergeten, of heb ik mij vorige keer vergist, dus het is mogelijk niet Alice van ons Thea.” Tante aarzelt, en Alice verhoogt de druk: “Allee tante ge kent mij toch, zeg het maar”. Ik hoop dat u mijn ergernis en zin om tante te beschermen kan begrijpen. Ik ben natuurlijk fout door dit een domme vraag te noemen. Het is volgens de eigen definitie die ik hier boven voorstel niet eens een vraag. Het is een niet zo handige benadering van een licht dementerende persoon. Beter is natuurlijk om te beginnen met: Dag, Tante Irma, het is Alice van Thea he, hoe is het er mee?”. “Natuurlijk, Alice, ik ken u nog wel zenne,” kan tante dan elegant zeggen.
Dat over die vragen hebben we al beantwoord. Dat er geen domme antwoorden zijn in een relatie slaat op het volgende. Gelijk welk antwoord je partner je geeft, het vertelt je altijd iets. Ook als hij niet antwoordt. Dat is ook niet dom. Dat wil iets zeggen. Nu zowel ikzelf als mijn vrouw slechthorend worden, wil dit vaak zeggen, ik heb je vraag niet gehoord. Wij oefenen, niet zonder vallen en opstaan, en ook niet altijd zonder irritatie, met het ‘horen’ van dit antwoord. Het vertelt ons dat we dichterbij moeten, komen, de aandacht trekken, elkaar aankijken en onze vraag herhalen. Ik zie soms koppels die niet antwoorden, en tegelijk bang kijken. Dan is het antwoord ik durf niet te antwoorden. Ik ben bang van je reactie. Ook dat is niet dom. Geen verstaanbaar antwoord krijgen is wel bijna altijd vervelend. Doch dat is een andere kwestie.